Musculoskeletale echografie in de fysiotherapiepraktijk wordt steeds vaker toegepast. Uit een recente studie (Kooijman 2020) blijkt dat ongeveer 1 op de 6 praktijken in Nederland gebruikmaakt van echografie. En dit aantal groeit nog steeds. Deze groei zal blijven toenemen, omdat patiënten ernaar vragen en veel waarde hechten aan beeldvorming gedaan door een fysiotherapeut (Lumsden 2017). En omdat de apparatuur steeds beter en ook goedkoper wordt.
Bij die groei is het van belang dat we blijven zorgen dat echografie zinvol wordt ingezet. Wanneer we het bijvoorbeeld hebben over de plek van echografie binnen het diagnostische pad van de fysiotherapeut, dan is het belangrijk om je te realiseren dat je met een echografisch onderzoek geen diagnose stelt en dat een echobeeld niet allesbepalend is voor de in te zetten behandeling. Misschien heb je het motto ‘Treat the man, not the scan’ of ‘Treat the patient, not the image’ weleens gehoord. Deze spreuken zijn niet voor niets in het leven geroepen. Een valkuil is namelijk dat je, als je met echografie gaat werken, je beleid te veel gaat bepalen op basis van de beelden die je maakt. Daarnaast denkt de patiënt vaak dat jij op de echo kunt laten zien waar de pijn vandaan komt waar het probleem exact zit. De realiteit is daarentegen complexer dan dat en echografie kan niet zomaar overal voor worden ingezet.
De fysiotherapeut stelt namelijk in de eerste instantie een diagnose op basis van kennis van prevalentie, anamnestische cues en eventueel aanvullende klinische tests. Dit kan dan eventueel worden aangevuld met een echografisch onderzoek. Voorwaarde is wel dat je voorafgaand aan het echografisch onderzoek een duidelijke differentiaaldiagnose hebt en weet wat je wilt bevestigen of juist wilt uitsluiten.